Voor Museum Het Pakhuis in Ermelo werd dit Romeinse ringknoopzwaard uit de tweede eeuw gemaakt, als onderdeel van de vaste tentoonstelling over het daar gelegen Romeinse marskamp uit 170 n.Chr. Het zwaard en de ringknoop zijn net als bij de originelen als twee aparte onderdelen gesmeed, waarna de ringknoop aan de zwaarddoorn is geklonken. De handgreep bestaat uit twe delen, welke om de doorn zijn ingelegd. Naast dit zwaard zijn voor educatief gebruik ook een gevonden tentharing en speerpunt als replica vervaardigd.
Het door Christiaan Miks beschreven zwaardtype Fontilet is een spits toelopend steekzwaard. De handgreep is van buxushout, de vorm is afgeleid van iconografie uit de betreffende periode, daar er vrijwel geen complete handgrepen van hout uit de Romeinse periode bewaard zijn gebleven.
Het origineel van dit Germaanse zwaard werd gevonden in Vimose, Denemarken. Op deze plek werden een zeer groot aantal offergaven uit een voormalig moeras geborgen. Zo werden uit de periode rond 150 na Christus maar liefst 2500 voorwerpen gevonden. De deposities strekken zich uit van de tweede tot de vijfde eeuw na Christus. De schede is naar een vondst opgebouwd uit strips essenhout, het schedebeslag is van ijzer en gebaseerd op grafvondsten.
De kopis is een kenmerkend Grieks zwaard. In dezelfde periode ontstond in Iberië de falcata, welke grote overeenkomsten in bladvorm kent. Dit exemplaar werd in opdracht gemaakt voor een Amerikaanse organisatie die zich bezig houdt met educatie over de Griekse en Romeinse oudheid aan scholieren van de basisschool.
Ten behoeve van een promotieonderzoek voor een Belgische klant is deze vroege langseax nagemaakt naar een archeologische vondst. De handgreep is gemaakt van een enkel stuk hoorn, welke een deel van het blad omvat. De hoorn is met warmte en druk vervormt, waarna de doorn van de seax met beenderlijm in de natuurlijke holte is verlijmd.
Deze hier afgebeelde Romeinse spatha is van het Lauriacum-Hromówka type en heeft twee groeven in het blad. Deze worden wel eens foutief aangeduid als "bloedgleuven" maar dienen in werkelijkheid om het zwaard lichter te maken zonder aan sterkte in te boeten. Voor de schede is gebruik gemaakt van lindenhout, het schedebeslag is gegoten brons.
De Falx was een geducht wapen welke door de Daciërs tijdens de Dacische oorlogen (101-102 en 105-106 n.Chr.) in Dacië (het huidige Roemenië) werd gebruikt in hun strijd tegen de Romeinen. Afgeleid van een landbouwwerktuig was dit enkelsnijdige wapen zeer effectief, omdat ermee over en onderlangs het grote Romeinse schild kon worden geslagen. De slagkracht was zo groot, dat de Romeinen zich genoodzaakt zagen hun helmen van versterkende ijzeren kruisbanden te voorzien.
Deze Hispaniensis uit Iberia (Spanje) stamt uit de vroege Republikeinse periode van het Romeinse rijk, de tweede eeuw voor Christus. De drielobbige greep is gebaseerd op iconografie. Het is een zeer interesante mengvorm tussen de Ibero-Celtische La Tene zwaarden en de Romeinse gladius. Het schedebeslag is van ijzer, de puntbeschermer gesmeed uit een enkel stuk. Voor de realisatie van dit zwaard is nauw samengewerkt met de onderzoeker teneinde een zo getrouw mogelijk beeld te geven, daar complete zwaarden met schedeonderdelen uit deze periode uiterst schaars zijn.